Nadat het Duitse Keizerrijk in november 1918 ingestort was en er na de Russische revolutie, ook een socialistische revolutie in Duitsland dreigde werd het in Nederland ook onrustig. Een dag na de wapenstilstand van 11 november 1918 die het einde van de Eerste Wereldoorlog inluidt, roept socialist Pieter Jelles Troelstra Nederland op tot revolutie.
De voedselvoorziening was al een tijdje onregelmatig en dit resulteerde in allerlei relletjes in de grote steden. De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) probeerden dit verzet te organiseren en iets te doen aan het voedselprobleem. Op 25 en 26 oktober 1918 braken in Harskamp rellen uit onder daar gelegerde soldaten. Dit was naar aanleiding van het intrekken van de militaire verloven uit angst voor een Duitse inval. Bij deze rellen vielen doden en gewonden.
9 november: Duitse keizer treedt af en vlucht naar Nederland
Toen op 9 november de Duitse keizer Wilhelm II afstand deed van de troon en naar Nederland vluchtte, zagen sommige mensen deze gebeurtenissen als een voorbode op de “Nederlandse revolutie”. Zo ook de Rotterdamse burgemeester Zimmermann. Deze was bang dat net zoals in Duitsland de “arbeidsraden” de gemeenteraden zouden overnemen. Troelstra werd hiervan op de hoogte gesteld door de vakbondsleiders Heykoop en Brautigam. Toen hem de geruchten ter ore kwam dat de politie en het leger de sociaal-democratische zaak zouden steunen besloot Troelstra tot actie over te gaan.
10 november: vergadering SDAP en NVV
Hij vertrok op 10 november naar Rotterdam voor een spoedvergadering van de SDAP en de NVV, die tot maandagmorgen 11 november voortduurde. Hier wilde hij de revolutie verkondigen, maar de NVV bleek gematigder plannen te hebben. Zij kwamen met de zogenaamde “novembereisen”. Deze hielden het volgende in: er moest algemeen vrouwenkiesrecht ingevoerd worden, de Eerste Kamer moest afgeschaft worden, het staatspensioen moest ingevoerd worden, er moest een achturige werkdag komen en alle bedrijven moesten gesocialiseerd worden.
‘s Avonds distantieerde Troelstra zich van de in de vergadering afgesproken politiek en verkondigde hij de revolutie in de Verkooplokaal voor de Rotterdamse arbeiders. Hier kreeg hij een grote bijval en riep hij de volgende woorden: “verzuimt het oogenblik niet, grijpt de macht, die u in de schoot wordt geworpen”.
12 november: Troelstra roept op tot revolutie
De volgende dag herhaalde hij zijn oproep in de Tweede Kamer en verkondigde geen vertrouwen te hebben in de parlementaire democratie en eiste het aftreden van de regering. Het grootste gedeelte van de SDAP stond echter niet achter hem en ook de verwachte revolutie bleef uit.
Op een congres van de SDAP en NW op 16 en 17 november gaf Troelstra toe de machtsverhoudingen niet juist in te hebben geschat en gaf hij toe zich vergist te hebben. Op 18 november werd op het Malieveld in Den Haag een grote pro-Oranje manifestatie gehouden.
De geloofwaardigheid van de SDAP was na deze “affaire” echter enigszins beschadigd.
Troelstra over november 1918
Over de gebeurtenissen van november 1918 schreef Troelstra in zijn “Gedenkschriften” (vierde deel: Storm (1931)) het volgende:
‘Voor mij persoonlijk behoren die dagen tot de donkerste van mijn leven. Wat ik toen heb moeten ondervinden, ook van de kant van verschillenden mijner vrienden, was meer dan ik dragen kon; doch kan ik gelukkig zeggen, dat daarover in mijn gemoed geen wrok bestaat. De Novemberdagen liggen nu ver genoeg achter ons, om er zonder opwinding en zonder verblindende eenzijdigheid over te kunnen spreken. Natuurlijk is mijn standpunt subjektief – een objektief oordeel over 1918 is voorloopig nog van niemand te verwachten, niet van mij en niet van de tegenpartij. Tegen de ontelbare en vaak kleingeestige aanvallen, waaraan ik heb blootgestaan, zal ik mij hebben te verdedigen; verder dan dat verweer zal ik niet gaan. Ik voor mij gevoel mij geenszins vrij van schuld en men zal in dit hoofdstuk bemerken, dat ik tegenover mijn eigen houding zeer kritisch sta.”
“Ik blijf na nauwkeurige overweging, en met erkenning van de door mij gemaakte fouten, de overtuiging toegedaan, dat mijn optreden den Nederlandschen arbeiders tot zegen is geweest. Tallooze uitingen van dankbaarheid hebben mij bewezen, dat ook de socialistische arbeiders het zoo zien. Had ik op dat oogenblik niet uitgesproken, wat er in hen leefde, dan was er op het gebied der sociale politiek minder tot stand gekomen. Ik ben even uit de band gesprongen, maar zoodra ik bemerkte, dat niet de gewenschte gevolgen eruit zouden voortkomen, heb ik mij teruggetrokken. Dat wij niet nog verder zij gegaan, is zeker een geluk geweest. Wij hadden wel tijdelijk de macht in handen kunnen nemen; maar wij hadden haar niet kunnen gebruiken en niet kunnen behouden, omdat de omstandigheden nog niet rijp waren.”
“Mijn eigenlijke vergissing dier dagen, dezelfde, die nog in mijn brochure “De revolutie en de S.D.A.P.” haar invloed doet gelden, was deze: ik verwachtte, dat het einde van de wereldoorlog de ineenstorting van het kapitalistische stelsel zou brengen; ik geloofde, dat de tijd voor den, natturlijk geleidelijken, opbouw van het socialisme aangebroken was. Ik sluit mij aan bij Ankersmit die in zijn bespreking van “Branding” [het derde deel van Troelstra’s gedenkschriften] in dit verband van een “vergissing in het tempo” spreekt. De ontwikkeling der volgende jaren heeft maar al te duidelijk bewezen, dat West-Europa in 1918 nog niet op de drempel van het socialisme stond. Terwijl in Duitschland wel een republikeinsche, doch geen socialistische omwenteling plaats had, terwijl in andere landen van West-Europa alles bij het oude bleef, had socialistisch optreden in Nederland alleen, tot niets kunnen leiden.”
“Herhaaldelijk is mij, ook in onze rijen, verweten, dat ik een revolutie had willen maken van bovenaf. [ … ] Inderdaad revolutie ‘maken’ is een politieke dwaasheid. In de periode voorafgaande aan de Novemberdagen, heb ik in de partijleiding dan ook slechts de vraag aan de orde gesteld wat ons te doen zou staan, als een revolutionaire situatie zou optreden. En in mijn befaamde redevoeringen heb ik dan ook niet anders gedaan, dan reageren op een revolutionaire situatie, die ik, evenals vele andere politici van allerhand richting, meende waar te nemen. Ik heb een onjuiste kijk gehad op de omstandigheden en de mogelijkheden, maar ik ben trouw gebleven aan de internationaal-aanvaarde beginselen van sodalistische taktiek. Omdat de sodaal-demokratie, zoolang het kapitalisme heerscht, hoezeer zij direkte praktische hervormingen weet te waarderen, in wezen revolutionair is en blijven moet.”
Meer informatie
Parlement & Politiek (parlement.com)
Het bericht 12 november 1918: Troelstra’s vergissing verscheen eerst op Historiën.